Tijdens W.O.I. speelde de spoorlijn een belangrijke strategische rol als verdedigingslinie tegen het Duitse leger.
De spoorwegbedding Nieuwpoort-Diksmuide, loopt ten Westen van de IJzer, over het grondgebied van 6 deelgemeentes: Nieuwpoort, Ramskapelle, Pervijze, Stuivekenskerke, Lampernisse en Kaaskerke.
De spoorwegbedding ligt één tot een paar meter hoger dan de polder die ze doorkruist. In de Slag aan de IJzer diende ze als dijk om de onderwaterzetting van de IJzervlakte te beperken tot het gebied tussen de IJzer en de spoorweg. Om die rol te kunnen vervullen werden de duikers van de talrijke vaarten, sloten en grachten onder de spoorwegbedding dicht gemaakt. Karel Cogge, een toezichter bij de Noord Watering Veurne was hierbij behulpzaam. Hij verschafte het Hoofdkwartier van het Belgische Leger de onmisbare inlichtingen om het plan voor een onderwaterzetting op te stellen.
Door de onderwaterzetting van de Ijzervlakte in 1914, waarbij de spoorwegdijk als waterkering fungeerde, kon de opmars van de Duitsers gestopt worden. Het gebied tussen de IJzer en de spoorwegbedding werd herschapen in een zompig gebied, met een aantal daarboven uitstekende eilandjes, die door de Belgen en de Duitsers ingericht worden als voorposten in het niemandsland. Achter en in de spoorwegberm werd de Belgische eerste linie aangelegd. Ondermeer dankzij de nabijgelegen steenbakkerij van Wulpen konden schuilplaatsen uit baksteen opgetrokken worden, die beschermd werden met zandzakjes.
Afhankelijk van de toestand van de grond konden de loopgraven ondergronds of half bovengronds aan-gelegd worden. Vanaf de spoorwegbedding liepen houten loopbruggen (passerelles) naar de voorposten in het onderwater gezette gebied.
Een verheven plaats langs het front zoals het stationsgebouw van Ramskapelle werd gebruikt als waarnemingspost voor een artilleriewaarnemer. Die waarnemingspost was tegelijk ook een merkpunt en een doelwit voor de Duitse artillerie die wel wist dat een artilleriewaarnemer er het vuur op hun stellingen leidde. Om de gebruikers van het gebouw te beschermen werd het van binnen uit verstevigd met beton.
Langs de spoorlijn staan hier en daar ook geschutsstellingen voor luchtafweer uit de Tweede Wereldoorlog, de zogenaamde “Tobroeks”.
Vanaf 28 oktober stroomde het water vanuit het oude Veurne-Sas (Nieuwppoort) de IJzevlakte binnen. Omdat deze operatie te traag verliep riep men de hulp in van de schipper H. Geeraert. Op diens aanwijzen werd in de nacht van 28 en 29 oktober de overlaat van de Noordvaart geopend.
Op 30 oktober slaagden de Duitsers er niettemin in nog even de IJzer over te steken en kwamen alsdan in het bezit van Ramskapelle. Ingevolge het stijgend water, dat intussen de spoorwegberm tussen Pervijze en Ramskapelle had bereikt, trokken de Duitsers zich in de nacht van 30 op 31 oktober terug. Zodoende namen de Belgische strijdkrachten Ramskapelle terug in.
Gedurende vier lange jaren zou de spoorwegberm een onoverkomelijke grens vormen voor de Duitsers.
Wat van het station te Ramskapelle overbleef.
De overstroming van de IJzervlakte is duidelijk merkbaar.
De versterkte stationsruïne langs de Hemme-straat in Ramskapelle (Nieuwpoort) werd in 1992 beschermd als monument.